vrijdag 13 augustus 2010

Op zoek naar het Eiland, de aankondiging

Dames en heren, ik kom uit de kast. Nee, niet als homo, maar als enorme nerd. Zoals mijn eerste berichtje al misschien deed vermoeden, game ik teveel, lees ik teveel, en doe ik voor de rest niet zo bizar veel. Eigenlijk een leeg bestaan. Nou, hoe kun je een leeg bestaan opvullen? Simpel, je begint een blog, of je gaat een boek schrijven. Maar toen kwam die geniale oplossing, waarom combineer ik dit niet? Dus zonder verdere omhaal presenteer ik hier het begin van mijn project, een fantasy boek genaamd Op zoek naar het Eiland


HOOFDSTUK 1
Het begin



Het was laat in de middag, de zon was nog niet helemaal onder, maar de hemel was al wel bloedrood aangelopen. Raolin Hinimroth zat rustig op de kar, die nogal kraakte vanwege de vele voorwerpen die hij bij zich had om in de stad te verkopen. Hij en zijn beste vriend Jacco Untaleoth gingen elkaar jaar naar de stad Fentonia om hun kunstverzameling uit te breiden. Dit deden zij al vele jaren, en zij zagen geen reden om er mee te stoppen. Het was erg stoffig op de zandweg waarop ze reden. Ze werden omringd door allerlei bomen, dennen, beuken, en vele andere soorten. Aangezien het nog zomer was, werden ze beschermd tegen de felle zon door een groen bladerdak. “Jacco, wat zeg je ervan als we  pauzeren, we zijn al even onderweg, en ik kan wel wat rust gebruiken. Ik heb het niet zo op al die stadse drukte.” “Ja, dat is goed, ik kan ook wel wat te eten gebruiken, ik heb best wel honger gekregen na die uren rijden. Het is al weer even geleden dat we het laatste dorp zijn gepasseerd. Ik denk dat we vannacht in de open lucht moeten slapen”, zei Jacco. “Ja, het ziet er wel naar uit, maar in deze hitte maakt me dat niet echt uit.” Nadat ze nog een poosje hadden gereden, zagen ze een goed plekje om hun basiskamp op te zetten, bij een groepje beuken en een rustig kabbelend beekje. “Laten we hier maar stoppen en ons kamp opzetten, ik heb wel genoeg gereden vandaag.”, zei Raolin. “Inderdaad, dit ziet er wel geschikt uit. Nu ik er trouwens aan denk, het is jouw beurt om het eten te verzorgen, dus succes met het vissen bij dat beekje”, lachte Jacco. “Lach maar, maar als ik straks met twee vette forellen aan kom zetten, zal het lachen je vergaan, vriend.”, kaatste Raolin terug. “Schiet nou maar op, dwaas, anders is het al donker en dan hebben we niks te eten, dat kan je me niet aandoen na zo’n lange reis, we zijn al twee weken onderweg.” Dit was inderdaad het geval. Raolin en Jacco waren twee weken geleden vertrokken uit hun geboortedorp Shalith om naar Fentonia te gaan voor het jaarlijkse Zonnefestival dat werd gehouden op de langste dag in de zomer. Ze hoopten een paar zwaarden en schilden te kunnen bemachtigen die van de Ridders van de Dolk waren geweest, maar de kans daarop was klein, en waarschijnlijk zouden die toch al niet te betalen zijn. Maar, er waren zat andere voorwerpen die ze zouden kunnen ruilen. Ze hadden zelf ook al een aardige collectie opgebouwd. De mensen uit Shalith vonden hen maar vreemde vogels. Shalith bemoeide zich niet met de wereld en de wereld bemoeide zich niet met Shalith. “Er wonen toch alleen maar edelen en ridders, daar hebben wij niets mee te maken, zo is het altijd al geweest en zo moet het ook blijven”, werd er vaak in Shalith gezegd. Raolin vond dit maar raar. Shalith was klein, de wereld was groot, dan zou je toch verwachten dat je wat meer zou willen zien dan alleen Shalith. Zo dachten hij en Jacco er in ieder geval over. Ze hadden er zelfs even aan gedacht om in Fentonia in te schepen en naar vreemde streken te varen, maar dit idee was al snel van de baan, omdat ze vonden dat ze hun vrienden en familie niet achter konden laten. Trouwens, het kunst verzamelen en het reizen was toch meer hun hobby. Ze beseften zelf ook dat ze waarschijnlijk voor de rest van hun leven de akkers zouden ploegen en de koeien zouden melken. Toen Raolin terugkwam uit zijn overpeinzingen over thuis, was het inmiddels al gaan schemeren. Hij haastte zich naar het beekje om te gaan vissen, en ruim een uur later lagen er twee dikke forellen op de kant. Toen hij weer aankwam bij Jacco, had die al het vuur klaargemaakt, en keek met hongerige ogen naar de forellen. “Hoho, eerst moeten we ze klaarmaken, vriend” lachte Raolin, toen die de blik van zijn vriend zag. Jacco at graag, maar bleef een goed figuur houden door het vele reizen. “Zo, vandaag niet veel problemen gehad hé”, zei Jacco. “Nee, maar dat zou me ook verbazen, op Fentonia na is er voor de rest in deze streek eigenlijk alleen maar bos, en heuvels.”. Nadat ze gegeten hadden, werd er nog lang gesproken over de reis die nog voor hun lag. Ze vonden het niet nodig om de wacht te houden in een verlaten streek als dit, en weldra sliepen de twee mannen vredig in. Zo verstreken er een paar uur, totdat Raolin midden in de nacht wakker werd om te gaan plassen. Plotseling hoorde hij bij hun kar dorre, droge takken kraken. Raolin schrok zich dood. “Wat krijgen we nou!!?” dacht hij. Hij sloopt terug naar Jacco om hem te wekken. Hij porde Jacco in zijn zij. Half slapend zei hij: “Huh, wat is er?”. “Zachtjes!” fluisterde Raolin, “er zijn mensen bij onze wagen, zo te horen een stuk of vier, of misschien vijf. Ik denk niet dat ze veel goeds in de zin hebben.” “Maar, hier zou niemand, op reizigers na, moeten zijn! Verdomme, hebben wij weer!” Vloekte Jacco. “Snel, pak je mes, we zouden het nodig kunnen hebben”, beet Raolin hem toe. Samen slopen ze richting de kar. Ze hadden echter de pech dat er overal droge takken lagen, waar Raolin op stapte. In de nachtelijke stilte leek het wel op een oorverdovend geluid. “Oh goden, we zijn erbij!” dacht hij. Een zware, mannelijke stem riep: “Kom maar tevoorschijn, wij zijn met meer en we hebben onze bogen in de aanslag, doe geen gekke dingen of je zult het bekopen, boertjes!”. Niet wetend wat te moeten doen, kwamen ze maar tevoorschijn. Jacco nam het woord :”Wat willen jullie, wij zijn maar eenvoudige mensen op doorreis naar Fentonia om van het jaarlijkse Zonnefestival te genieten. Wij hebben niks waardevols om te roven”. “Oh nee? Dat bepalen we zelf wel, hond”, zei de woest uitziende man, die hun leider was. Hij liep richting kar, en bekeek de voorwerpen die in de kar lagen. “Voor eenvoudige mensen hebben jullie aardig veel dingen. Zijn jullie soms handelaren?” “Ik zie niet in waarom ik jou dat zou vertellen, schoft” zei Jacco. Plotseling haalde de man uit en raakte Jacco vol op zijn neus. Hij hoorde botten breken en hij proefde warme, vreemd zoete smaak van bloed in zijn mond. “Ik zal geen tegenspraak dulden, zeker niet van iemand zoals jij!” blafte de man. Raolin schoot zijn vriend te hulp, en hielp zijn vriend overeind. “Gaat het nog wel?” vroeg Raolin bezorgd. “Hmpf, mijn eer is meer aangetast dan mijn neus” bitste Jacco terug. “ZWIJG, geen gepraat, of ik hang je aan de hoogste boom en laat je daar als voer voor de gieren!” schreeuwde de man. Hij werd nu echt kwaad. Jacco en Raolin keken elkaar aan. Ze dachten allebei hetzelfde. Als twee pijlen schoten ze weg uit hun positie en stormde op de leider van de overvallers af. Samen hakten ze in op de man, die geen tijd had om te reageren. Hij zakte als een slappe doek in elkaar, bloed oprochelend, terwijl hij zijn darmen in zijn buik probeerde te houden. De drie handlangers hadden hier niet op gerekend. Zij hadden gedacht de buit te stelen, en weer wegwezen. Op twee gewapende mannen waren ze niet voorbereid. “NOU VOORUIT, OPROTTEN VOOR IK JULLIE OOK NEERMAAI” bulderde Raolin. Hij stond stijf van de adrenaline en was nijdig. De drie overvallers kozen dan ook voor de vlucht. Raolin stortte op de grond van de plotselinge schok van wat hij gedaan had. “Ik heb iemand vermoord. Vermóórd!” dacht hij. 


3 opmerkingen:

  1. Mocht het aanslaan, ga ik ermee door, slaat het niet aan, ga ik er ook mee door, dit is veel te leuk!

    -Steilloos ten Onder

    BeantwoordenVerwijderen
  2. ja mozzerfukkers, je bent me voor, dat wilde ik dus ook al gaan doen #feuilletonophetblog Gaaf man. Ik ga lezen!

    BeantwoordenVerwijderen
  3. @cappuccinoschrijft

    Aangezien ik je naam ook al heb gejat (bij toeval!), zou ik zeggen doe wat je niet laten kan!

    - Steilloos ten Onder

    BeantwoordenVerwijderen